het voorrecht van de levering van levensmiddelen
Door het betekenen van een beslag op het loon van een werknemer zal de werkgever periodiek het beschikbare gedeelte van het loon overmaken aan de gerechtsdeurwaarder die dan zal overgaan tot de verdeling. Wanneer dit gebeurt zal de gerechtsdeurwaarder rekening moeten houden met bepaalde bevoorrechte schuldeisers zoals de fiscus, de verhuurder, de pandhouder enz. Eén van deze bevoorrechte schuldeisers is deze voor de levering van de noodzakelijke levensmiddelen. De schuldeiser die voedsel, water, elektriciteit, gas, kolen en al hetgeen dat nodig is voor de noodzakelijke hygiëne levert kan zijn facturen tot zes maanden voor de samenloop bevoorrecht zien.
De gerechtsdeurwaarder nam enkel de facturen tot zes maanden voor het beslag in aanmerking voor het voorrecht en niet de facturen van na het beslag. De beslagrechter kon hem daar in volgen. TMVW beroept zich immers op voortdurende opeenvolgende buitenbezitstellingen. Bezit is nochtans een feitelijk - mogelijks beperkt - meesterschap. In de mate dat de derde-beslagene moet betalen in handen van de beslaglegger verwerft de beslagene geen bezit en vindt bijgevolg geen buitenbezitstelling plaats. Er is dus geen reden op het voorrecht beschreven in artikel 19.5 Hyp.W. uit te breiden tot de schuldvorderingen ontstaan tijdens de samenloop.
TMVW ging echter in beroep. Het Hof van beroep te Gent draaide de beslissing van de beslagrechter terug. Inderdaad zo zegt het Hof in zijn arrest van 26.09 (rep 2023/6112, rolnummer 2022/AR/2116) dat telkens als er een betaling volgt de gerechtsdeurwaarder principieel moet verdelen en er is dus feitelijk sprake van een samenloop en dus begint terug vanaf de betaling een termijn van zes maanden terug in het verleden.
Het Hof formuleert als volgt :
· Op 13.04.2021 liet N.V.PROXIMUS door tussenkomst van gerechtsdeurwaarder uitvoerend beslag onder derden leggen in handen van de werkgever om betaling te bekomen van een openstaande schuldvordering.
· TMVW heeft een zekere, vaststaande en opeisbare schuldvordering ten aanzien van x krachtens een vonnis bij verstek uitgesproken op 28.09.2021 door de Vrederechter van het tweede kanton Aalst. lngevolge dit vonnis is x gehouden tot betaling aan TMVW van achterstalllige facturen, meer schadevergoeding, intresten en uitvoeringskosten voor een totaal bedrag van 2.158,55 EUR, te verhogen met de nog te vervallen intresten.
Op 22.02.2022 maakte TMVW een aangifte van haar schuldvordering voor een totaal bedrag van 544,35 EUR over aan gerechtsdeurwaarder, die belast was met het opstellen van een ontwerp van evenredige verdeling ingevolge het door hem in opdracht van N.V.PROXIMUS betekende derdenbeslag.
In haar aangifte van schuldvordering maakte TMVW aanspraak op het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. voor de volgende facturen:
- factuur dd.15.11.2020
- factuur dd.14.02.2021
- factuur dd.25.05.2021
- factuur dd.15.08.2021
- factuur dd.16.11.2021
· In het ontwerp van verdeling dat gerechtsdeurwaarder op 18.05.2022 opstelde werd het voorrecht ex art.19, 5° Hyp.W. waarop TMVW zich beroept, niet weerhouden voor de facturen die dateren van na het exploot van uitvoerend beslag onder derden van 13.04.2021 en dit op basis van de volgende motivering:
"Het voorrecht van art.19, 5° Hyp.W. (de levering van levensmidde/en in de periode vanaf zes maanden voorafgaand aan het ogenblik van de samenloop, zijnde in casu vanaf 13/10/2020) wordt ingeroepen en dit voor een bedrag van 544,35 EUR.
Bevoorrecht zijn schuldvorderingen tot betaling van de levensmiddelen die aan de schuldenaar en zijn familie zijn geleverd gedurende een periode van 6 maanden voorafgaand aan hetzij de datum van staking van betaling (faillissement of bes/ag), hetzij het overlijden van de schuldenaar. Gezien het beslag onder derden in casu. dateert van 13.04.2021, kan het voorrecht voor factuur 3001988671 dd.25.05.2021, factuur 1.406.32bjl<J"::l:ld: 8.2021 en factuur 1.807.068.952 dd.16.11.2021 niet ingeroepen worden."
Op grond van deze overweging werden door de gerechtsdeurwaarder enkel de facturen waarvan de factuurdatum valt in de periode van zes maanden voorafgaand aan het initieel gelegde beslag onder derden dd.13.04.2021, in casu van 13.10.2020 tot 13.04.2021 als bevoorrecht weerhouden. De facturen van 25.05.2021, 15.08.2021 en 16.11.2021, die dateren van na de datum van het beslag onder derden, werden niet als bevoorrecht beschouwd.
· TMVW ging niet akkoord met het ontwerp van evenredige verdeling voerde daartegen dan ook tegenspraak conform art.1629, 3de lid Ger.W. bij exploot dd.30.05.2021. Zij meende dat ook de facturen van na het initieel gelegde beslag onder derden bevoorrecht zijn.
Zij voerde aan dat dat de situatie van kleine samenloop zich voordoet telkens wanneer er gelden in beslag kunnen worden genomen en bij uitvoerend derdenbeslag, die periodieke inbeslagnames voor gevolg heeft, er telkens bij de afgifte van de beschikbare gelden in handen van de gerechtsdeurwaarder er tot verde1ing dient te worden overgegaan, met dien verstande dat de gerechtsdeurwaarder in alle omstandigheden om praktische redenen mag wachten met de verdeling totdat een voldoende hoog bedrag is gevormd.
TMVW meende daarom dat zij bij haar (periodieke) aangifte van schuldvordering opgave kon doen van alle op dat moment verschuldigde facturen met beroep op het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. voor leveringen van ten hoogste zes maanden voor elke maandelijkse inbeslagneming/buitenbezitstelling.
Bij tussenbeschikking dd.12.08.2022 heeft de beslagrechter
ambtshalve de debatten heropend
teneinde x te laten
standpunt in te nemen aangaande de tegenspraak, nu de beslagrechter vaststelde
dat het dossier geen kennisgeving van de tegenspraak
aan de beslagene bevat.
Bij eindbeschikking dd.22.11.2022 heeft de beslagrechter de tegenspraak van TMVW afgewezen als ongegrond.
De beslagrechter stelde de tabel van evenredige verdeling en verwees in de kosten van de procedure, hem veroordelend tot betaling van 22,00 EUR bijdrage aan het fonds juridische tweedelijnsbijstand en 165,00 EUR rolrechten.
De beslagrechter overwoog dat x indien hij tijdens de periode van samenloop ingevolge het loonbeslag- bescherming wil tegen zijn schuldeisers, hij daartoe de nodige stappen moet zetten bij de bevoegde rechter, wat hij niet deed.
Er is volgens de beslagrechter geen reden om het voorrecht van artikel 19,5° Hyp., waarop de TMVW zich beroept, uit te breiden tot de schuldvorderingen van TMVW die zijn ontstaan tijdens de samenloop.
- Voorwerp van het geding in hoger beroep
· TMVW vraagt om haar hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren, de bestreden beschikking dd.22.11.2022 van de beslagrechter in de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, teniet te doen en opnieuw recht doende te zeggen voor recht dat het voorrecht van artikel 19,5° Hyp.W. eveneens aanvaard en opgenomen wordt voor de facturen dd.25.05.2021 (200,35 EUR), 15.08.2021 (94,00 EUR) en 16.11.2021 (94,00 EUR) en dat aldus een totaal bedrag van 544,35 EUR (in plaats van 156,00 EUR) wordt opgenomen in het ontwerp van evenredige verdeling door het ambt van gerechtsdeurwaarder als bevoorrecht gedeelte van schuldvordering in hoofde van TMVW.
· De gerechtsdeurwaarder vraagt te akteren dat hij het standpunt handhaaft dat het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. door TMVW niet kan worden ingeroepen m.b.t. de facturen 3001988671 dd.25.05.2021, 1.406.322.660 dd.15.08.2021 en 1.807.068.952 dd.16.11.2021 en dat de evenredige verdeling in het proces-verbaal correct werd opgemaakt.
- Beoordeling
· FARYS (voorheen TMVW) gaat niet akkoord met het standpunt van de gerechtsdeurwaarder, gevolgd door de eerste rechter, dat het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. niet zou kunnen ingeroepen worden voor de facturen van TMVW m.b.t. leveringen van water die dateren van na het tijdstip van het uitvoerend derdenbeslag dd.13.04.2021. Zij betwist het oordeel van de eerste rechter dat hangende het loonbeslag het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. niet geldt en dat het de beslagene toekomt om in die periode zijn middelen zelf correct te besteden of een collectieve schuldenregeling aan te vragen.
Enkel de facturen waarvan de factuurdatum valt in de periode van zes maanden voorafgaand aan het initieel gelegde beslag onder derden dd.13.04.2021, dus in de periode van 13.10.2020 tot 13.04.2021, werden door de eerste rechter als bevoorrecht weerhouden. De facturen van 15.05.2021, 15.08.2021 en 16.11.2021, werden niet als bevoorrecht beschouwd.
Volgens FARYS zijn ook de facturen van na
het initieel gelegde beslag onder
derden bevoorrecht. De situatie van kleine samenloop en evenredige verdeling
doet zich volgens haar immers voor (telkens) wanneer gelden in beslag kunnen
worden genomen. Bij periodieke
inbeslagnames zoals loonbeslag dient telkens na de afgifte in handen van
de gerechtsdeurwaarder tot verdeling
te worden overgegaan, met dien
verstande dat de gerechtsdeurwaarder in die omstandigheden om praktische
redenen mag wachten met de verdeling totdat een voldoende hoog bedrag is gevormd.
FARYS meent dat zij bij haar (periodieke) aangifte van schuldvordering opgave kon doen van alle op dat moment verschuldigde facturen en daarbij een beroep kon doen op haar voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. voor leveringen van ten hoogste zes maanden voor elke maandelijkse inbeslagneming/buitenbezitstelling. Artikel 19, 5° Hyp.W. beoogt de bescherming van de schuldeiser.
FARYS stelt dat het bij een loonbeslag de essentie is dat periodiek tot inbeslagneming wordt overgegaan, naarmate de beslagene zijn (maandelijkse of wekelijkse) inkomsten verwerft. Gelet op deze periodieke inbeslagname gaat de termijn van zes maanden, waarvan sprake in artikel 19, 5° Hyp.W., elk van deze periodieke (maandelijkse) inbeslagnames vooraf. Anders zou afbreuk worden gedaan aan de bepalingen van artikel 19, 5° Hyp.W. Deze bescherming van de schuldeisers is volgens FARYS des te meer verantwoord nu deze verplicht is drinkwater te blijven leveren op grond van het Vlaams Decreet betreffende het integraal waterbeleid.
FARYS meent aldus dat zij bevoorrecht is op de periodiek in beslag genomen loonbedragen en dit telkens voor de leveringen van water van hooguit een termijn van zes maanden voorafgaand aan iedere opeenvolgende periodieke inbeslagname van het beslagbaar gedeelte van het loon. Het loonbeslag blijft doorlopen en principieel dient er, telkens het loon door de werkgever aan de werknemer verschuldigd is, een samenloop te worden georganiseerd.
In principe moet de gerechtsdeurwaarder bij elke (maandelijkse) ontvangst van gelden een verdeling maken, maar hij mag wachten met het opmaken van een ontwerp tot wanneer een voldoend hoog bedrag is gevormd, waarna de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 1627, 1ste lid Ger.W. de schuldeisers zal vragen om aangifte van hun schuldvordering te doen wat het startpunt vormt van de samenloop en de evenredige verdeling. Deze werkwijze zal bij derdenbeslag verschillende keren moeten worden herhaald tot de schuldvordering van de schuldeisers voldaan is. Bij derdenbeslag is er derhalve niet een samenloop en evenredige verdeling, maar meerdere, totdat de schuldvorderingen van de schuldeisers voldaan zijn en de bescherming van artikel 19, 5° Hyp.W. blijft daarbij doorlopen.
lndien het voorrecht enkel zou gelden voor de eerste van een hele reeks periodieke inbeslagnames, dan heeft dit volgens FARYS tot gevolg dat de ratio legis van artikel 19, 5° Hyp.W. volledig zou worden uitgehold.
· lngevolge het beslag op zijn loon verliest een beslagene het recht om nog vrij te beschikken over het beslagbaar gedeelte van zijn loon. Het beslagbaar gedeelte van het loon wordt overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder die een evenredige verdeling ervan dient op te stellen onder de in samenloop komende schuldeisers, rekening houdend met hun voorrechten.
Artikel 19,5° Hyp.W. verleent een algemeen voorrecht op alle roerende goederen aan schuldeisers tot zekerheid van de leveringen van levensmiddelen aan de schuldenaar en aan zijn familie gedaan gedurende de zes maanden voorafgaand aan de ontneming van het bezit of de inbeslagneming van de roerende goederen.
Het voorrecht werd primair ingesteld om humanitaire redenen in het belang van de schuldenaar en beoogt tegemoet te komen aan de humanitaire bekommernis het noodzakelijke voor het dagelijkse leven van het gezin van de schuldenaar te verzekeren door aan de leveranciers van levensnoodzakelijke goederen een bevoorrechte positie toe te kennen (zie Luik, 16 december 1985, JLMB 1986, 183). Het voorrecht strekt ertoe te vermijden dat leveranciers zouden aarzelen om levensmiddelen te bestellen aan debiteuren uit vrees dat hun schuldvorderingen onbetaald zouden blijven.
Zowel de schuldenaar als de schuldeisers hebben baat bij het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W.: dit voorrecht maakt het mogelijk dat de schuldenaar in zijn basisbehoeften kan voorzien, waardoor hij ook verder kan blijven werken en zijn goederen, die strekken tot gemeenschappelijke waarborg van de schuldeisers, vermeerderen (zie L.LAMINE, "Art.19, s• Hyp.W.", in X, Voorrechten en hypotheken.
Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer. Voorrechten. De algemene voorrechten).
· De regels van de samenloop warden ten vroegste toegepast op het ogenblik dat het beslag daadwerkelijk zal worden uitgevoerd, te weten hetzij de effectieve tegeldemaking van de in beslag genomen goederen (bij (on)roerend beslag), hetzij de afgifte van het bedrag van het beslag (bij derdenbeslag)(zie E.Dirix, Beslag in APR, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 27, nr.38}.
Een derdenbeslag op het loon van een debiteur leidt tot een situatie van voortdurende samenloop: de samenloop ontstaat immers pas effectief op het moment van de afgifte van het in beslag genomen en voor beslag vatbare gedeelte van het loon. Bij loonbeslag gebeurt deze afgifte niet op een bepaald tijdstip, maar op periodieke tijdstippen. Op die specifieke tijdstippen zullen de verschillende samenlopende schuldeisers hun rechten gelijktijdig kunnen laten gelden op de in beslag genomen activa/loonbedragen binnen de ontstane (kleine) samenloop. De schuldeisers kunnen hun rechten effectueren op het tijdstip van het ontstaan van de samenloop die bij derdenbeslag blijft voortduren.
De kosten voor de levering van water die veroorzaakt werden na het ontstaan van de samenloop zijn evident nog bevoorrecht op grond van artikel 19, 5° Hyp.W.
De termijn van zes maanden van artikel 19, 5° Hyp.W. geldt enkel voor de leveringen voorafgaand aan het tijdstip van het beslag en belet niet dat leveringen die gebeurden na het ontstaan van de voortdurende samenloop nog bevoorrecht zijn. De termijn van zes maanden betreft enkel de zes maanden die de inbeslagneming en aldus het ontstaan van de samenloop voorafgaan.
FARVS kan haar voorrecht nog doen gelden voor facturen m.b.t. leveringen die geschied zijn na het initiele beslag dd.13.04.2021, aangezien een derdenbeslag op de loonvordering nog lang kan voortduren en aanleiding geeft tot een voortdurende samenloop. Voor haar na het beslag ontstane schuldvorderingen blijft het voor schuldeisers, die genieten van een voor echt zoals bedoeld in artikel 19, 5° Hyp.W., mogelijk om een aangifte in te dienen en zich daarbij nog op het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. te beroepen. Het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. werkt door voor de leveringen tijdens de potentieel jarenlang durende periode van het loonbeslag en blijft bijgevolg ook gelden voor de facturen uitgeschreven voor het waterverbruik door de schuldenaar na de datum van het initieel beslag onder derden.
Bij een
voortdurende samenloop die het gevolg is van een
derdenbeslag op het loon van de schuldenaar, dient het
voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W.
niet te warden beperkt tot de zes
maanden die voorafgaan aan het
initiële beslag onder derden.
FARYS vraagt terecht dat het voorrecht van artikel 19, 5° Hyp.W. eveneens aanvaard en opgenomen wordt voor de facturen dd.25.05.2021, 15.08.2021 en 16.11.2021 en dat dus het totaal bedrag van 544,35 EUR van de schuldvordering van FARYS als bevoorrecht op grond van artikel 19,5° Hyp.W. wordt opgenomen in het ontwerp van evenredige verdeling door het ambt van gerechtsdeurwaarder als bevoorrecht gedeelte van schuldvordering.
- Kosten
Aangezien het hoger beroep van FARYS gegrond is, dient zij niet in te staan voor de kosten van het geding. Aangezien er geen sprake is van een in het ongelijk gestelde partij, is er geen aanleiding tot veroordeling van een partij tot de kosten van het geding.
Verstaat dat in die omstandigheden geen rolrecht te vereffenen valt.
OM DEZE REDENEN HET
HOF
Verklaart het hoger beroep van FARYS (voorheen TMVW) toelaatbaar en gegrond; Doet de bestreden beschikking teniet en opnieuw recht doende;
Zegt voor recht dat het voorrecht van artikel 19,5° Hyp.W. eveneens aanvaard en
opgenomen wordt voor de facturen dd.25.05.2021 (200,35 EUR), 15.08.2021 (94,00 EUR) en 16.11.2021 (94,00 EUR) en dat aldus een totaal bedrag van 544,35 EUR (in plaats van 156,00 EUR) als bevoorrecht op grand van artikel 19, 5° Hyp.W. wordt opgenomen in het ontwerp van evenredige verdeling door het ambt van gerechtsdeurwaarder als bevoorrecht gedeelte van schuldvordering in hoofde van FARYS (voorheen TMVW).
Stelt aldus de tabel van evenredige verdeling als volgt vast:
...