De soap van de rolrechten
Niet alle gerechtelijke hervormingen lopen van een leien dakje. Dat is nog nooit geweest en dat zal ook nooit zijn. Dat is ook niet erg want enkel proefondervindelijk komt men tot een gewenst resultaat. De trein rijdt voort, heeft soms wat vertraging, maar komt uiteindelijk wel op zijn eindbestemming.
We kunnen dat demonstreren aan de hand van twee voorbeelden.
Zo was er plots in 2014 het ontnemen van de bevoegdheid van de vrederechter inzake kleinere vorderingen in handelszaken in het 'voordeel' van de rechtbank van koophandel, binnenkort de ondernemingsrechtbank. Dat daardoor het invorderen van een kleine factuur zo goed als onmogelijk werd gemaakt stond buiten kijf. Gelukkig kwam de IOS regelgeving tot stand die op een snelle, efficiënte en goedkope manier de schuldeiser een titel bezorgt. Deze procedure heeft ondertussen de toets van het Grondwettelijk Hof doorstaan, heeft zijn nut méér dan bewezen en het is overduidelijk dat een gelijkaardige procedure voor de behandeling van onbetaalde facturen van de natuurlijke personen die dan uiteraard voldoet aan de eigen noden en bezorgdheden er zeker en vast moet komen.
Een tweede voorbeeld nu is dat van de rolrechten.
De (te) hoge rolrechten werden vastgelegd in de wet van 28 april 2015 die door het Grondwettelijk Hof werd vernietigd en voorlopig tot op heden bleven aldus de rolrechten van voor 2015 opnieuw onverkort gelden met dan het vooruitzicht op toch een serieuze verhoging. Thans is het zover en werd het wetsvoorstel ingediend. De rolrechten voor de vordering voor de vrederechter worden zoals voorspeld opgetrokken van 40 euro naar 50 euro, dezen van de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel van 100 euro naar 165 euro. Heel dikwijls zal dit goedkoper uitvallen voor de schuldeiser nu de bevoegdheidsgrens voor de vrederechter wederom is verhoogd en wel tot 5000 euro. Daar dus voorheen voor een eis ten bedrage van bijvoorbeeld 3000 euro de rechtbank van eerste aanleg bevoegd was en dus 100 euro rolrecht diende betaald te worden, is dit thans vanaf 01.09.2018 nog slechts 50 euro. Hier zal het Grondwettelijk Hof geen bezwaar maken.
Maar dat voor een (betwiste) factuur van 35 euro de schuldeiser-ondernemer de andere ondernemer moet dagvaarden voor de rechtbank van koophandel nu de IOS procedure gezien de betwisting niet mogelijk is en hiervoor 165 euro rolstelling moet betalen, terwijl voorheen 100 euro reeds uitermate onevenredig was, kan dan uiteraard absoluut niet door de beugel, zelfs nu we spreken van toch professionelen...
Er werden nu breed gesteunde amendementen ingediend die aan de te verwachten kritiek van het Grondwettelijke Hof tegemoet komen en erop gericht zijn dat de rolstellingsrechten niet meer moeten worden voorgeschoten. Het spreekt voor zich dat op die manier de tegenpartij die een factuur betwist in de IOS procedure via het geijkte formulier na de betekening van de aanmaning tot betalen wel twee keer zal nadenken alvorens dit te doen en enkel best gegronde reden moet kunnen aanhalen waarom er naar zijn of haar mening niet betaald moet worden. Want het is dus nu niet meer de schuldeiser die moet instaan voor de eventuele onterechte of louter dilatoire demarches van zijn vermeende debiteur, minstens moet hij dus dezen niet voorschieten. En dat is natuurlijk alleen maar rechtvaardig! Door de rollen om te draaien zal de rechtbank minder gevat worden.
Voorwaarde is dan wel dat wie onbetaalde facturen heeft definitief de voorkeur geeft aan de IOS procedure en niet kost wat kost wenst te dagvaarden. Een schuldeiser zal immers voor overduidelijk onbetwiste facturen zijn debiteur liefst wel dagvaarden. Hij heeft dan wel meer geduld nodig om een titel te bekomen maar zal vonnis bekomen met een schadebeding én intresten. Minstens die laatsten heeft hij in de IOS niet én voor wat hem betreft is de kostprijs dezelfde, dus maakt het niet uit. Hij jaagt onnodig en onevenredig zijn debiteur dus op kosten om zelf (iets) meer te krijgen. Tot op heden heeft nog steeds niet alle rechtspraak evenwel de
dagvaarding verworpen in het voordeel van de IOS procedure voor niet-betwiste facturen.
Voor de inning van de rolrechten voorziet dan een nieuw artikel 288 Ger.W. dat de Koning hiervoor een procedure zal invoeren en bij laattijdige betaling artikel 288bis Ger.W. in een boete van dan minstens 25 euro tot de helft van het verschuldigde recht. De verplichte vermelding in het dagvaardingsexploot van het rijksregisternummer of ondernemingsnummer van zowel de verzoeker als de gedaagde is dan nodig om dan later de schuldenaar van de rolrechten te identificeren.
Logischerwijze zal de griffie ook niet meer kunnen weigeren om een zaak niet op de rol te plaatsen wegens het niet betalen van de rolrechten maar dat is niet het geval zo beroep wordt ingesteld want daar wordt in principe en behoudens hoogdringendheid slechts een zitdag bepaald voor zover de rolrechten van de eerste aanleg zijn betaald.
Overeenkomstig artikel 1397 Ger.W. zijn de vonnissen in beginsel uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hoger beroep. Voor zover de wet of de rechter evenwel bepaalt dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is, zou de in het ongelijk gestelde partij een vertragingsmanoeuvre kunnen uitvoeren door beroep in te stellen én afzien van de betaling van de rolrechten. Een nieuw artikel 1401, tweede lid Ger.W. zou dan erin voorzien dat het aangevochten vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt wanneer de betaling van de rolrechten die betrekking hebben op dit vonnis en die ten laste gelegd werden van de appellant niet werden betaald binnen een termijn van drie maanden die begint te lopen vanaf de akte van beroep. Zo heeft de in eerste aanleg gelijk gestelde partij dan toch een uitvoerbare titel na het verstrijken van deze termijn.
Conclusie: Voor particulieren bestaat er geen IOS procedure. Zij zijn benadeeld ten aanzien van de ondernemingen want voor of tegen deze laatsten kan een titel bekomen worden zonder registratierecht en rolrecht, hetgeen een aardige som uitmaakt. Het procesrecht evolueert nu in een zeer positieve richting. De beschermde of te beschermen particulieren zullen nu gemakkelijker en veel goedkoper kunnen procederen want zij moeten geen rolrechten meer voorschieten en het wordt dus mogelijk om tegen een onterechte BtoC procedure (zo deze er komt) op te komen voor de rechtbank.
Is de verhoging van het rolrecht en vooral (hopelijk) de goedkeuring van het amendement van de meerderheid een voorbode voor de invoering van een IOS procedure voor particulieren en/of consumenten? Opnieuw zou de gerechtsdeurwaarder als onafhankelijke ambtenaar een belangrijke en bemiddelende rol moeten spelen.
Om de voorgaande afleveringen van dit spannend verhaal te kennen :