De rolrechten mochten het hoger beroep niet onmogelijk maken
De wet van 14 oktober 2018 heeft de datum waarop bepaald wordt wie de rolrechten in een voor de rechtbank aangehangen zaak moet betalen verlegd tot na de afloop van het geding. Die wet treedt in werking op 1 februari 2019 dus was het in spanning wachten op het KB dat de procedure zou regelen voor de betaling van de rolrechten. Inderdaad, als de modaliteiten voor de betaling van de rolrechten niet bepaald zouden zijn voor 1 februari ontstaat rechtsonzekerheid nu partijen niet in staat zouden zijn om zich hiervan te kwijten en onder andere dus ook geen beroep zouden kunnen aantekenen. Om beroep te kunnen aantekenen moeten immers de rolrechten betaald zijn en als niet geweten is hoe dat moet gebeuren wordt de partij de aanleg ontzegd.
Op het nippertje verscheen dan toch op 31 januari het KB van 28 januari 2019 betreffende de uitvoering van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en het houden van de registers in de griffies van de hoven en rechtbanken. De laatste trede op de trap is genomen. Het advies aan de Raad van State werd op tijd gevraagd zodat één en ander geen probleem is voor de regering in lopende zaken.
Op een vonnis worden afhankelijk van het bedrag van de veroordeling al dan niet registratierechten geheven en het is dan het kantoor van de rechtszekerheid (vroeger registratiekantoor) dat die rechten int. Dit gebeurt door betaling na hiertoe te zijn uitgenodigd dan wel doordat de gerechtsdeurwaarder gelast met de invordering deze rechten doorstort. Een logische redenering zou dan zijn dat ditzelfde kantoor van de rechtszekerheid nu ook de rolrechten int.
De rolrechten en de eventuele boete voor de laattijdige betaling moeten betaald worden aan de FOD financiën nadat deze laatste van de FOD justitie de nodige gegevens heeft ontvangen. De regeling die werd uitgewerkt zal in ieder geval gelden tot 1 januari 2020, datum waarop de inwerkingtreding van het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen is voorzien.
Voor wat betreft de registratierechten moet de griffier binnen de tien dagen de meeste vonnissen en arresten (zie artikel 2 voor de uitzonderingen) meedelen aan de algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie. Voor wat betreft de rolrechten (griffierechten) is het evenwel de FOD Justitie die via een 'elektronische flux' binnen de drie werkdagen de lijsten met opeisbaar geworden rolrechten aan de FOD Financiën overmaakt. Die laatste verzendt 'onverwijld' (formulering waarop de Raad van State kritiek heeft geuit) aan de schuldenaar van de rolrechten een bericht waarin deze wordt verzocht binnen de 15 kalenderdagen de verschuldigde rolrechten te betalen. Er wordt gesproken van belastingschuldigen en belasting. De procedure voor de inning van de niet betaalde rolrechten is evenwel deze van de invordering van de niet-fiscale schulden. De invordering verjaart na 5 jaar.
Het zal even wennen worden voor de griffiers, er moet een register van opstel-en expeditierechten, een register van ontvangsten en uitgaven, een register van provisie en een register van rechten in debet gehouden worden. Bovendien moeten er lopende rekeningen geopend worden voor advocaten, gerechtsdeurwaarders, curatoren en andere personen die door de magistraat worden toegelaten alsook een afzonderlijke rekening met de ontvanger rechtszekerheid. Opmerkelijk is dat ook de ambtenaren van de algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie de griffiers controleren. Het einde van die vervelende griffiebon lijkt aangekomen.
Er zullen ongetwijfeld nog praktische en juridische vragen rijzen.
Zo is er natuurlijk o.a. de vraag of de rolrechten verschuldigd zijn wanneer er wordt betaald voor de zitting. Staat de zaak niet op de rol is er geen discussie, de rolrechten zijn dan niet verschuldigd. Maar wat als de zaak al op de rol staat. De rolrechten zijn er wel degelijk (want de zaak staat op de rol), alleen zijn zij nog niet opeisbaar. Aangezien de wet de betaling van de rolrechten door de verzoeker voorziet ook bij het doorhalen van de rol moet deze die dan ook voldoen. Aangezien de rolrechten door de verzoeker worden betaald ontvangt hij dus betaling van zijn vordering maar kan hij de rolrechten niet recupereren? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? De gerechtsdeurwaarder zal dus bij regeling net zoals hij een vierde van de rechtsplegingsvergoeding int ook hier moeten vooruitlopen op een eventuele veroordeling, de rolrechten mee innen en de verzoeker melden dat de administratie deze nog zal aanschrijven met verzoek die rolrechten te voldoen.